De nieuwe versie (4.0) van de CO2-Prestatieladder brengt een aantal wijzigingen met zich mee: de vijf niveaus van certificering van versie 3.1 worden drie treden. In dit artikel leggen we uit wat de drie treden inhouden en in hoeverre ze verschillen van of overeenkomen met de niveaus van de vorige versie van de Ladder.
De overgang van versie 3.1 naar versie 4.0 van de CO2-Prestatieladder brengt een aantal veranderingen met zich mee.
Trede 1: CO2 reduceren in uw eigen organisatie
Trede 1 lijkt in veel opzichten op niveau 1 t/m 3 van versie 3.1 van de CO2-Prestatieladder. Zo ligt ook bij trede 1 de focus op scope 1 en 2 emissies. Maar er zijn ook een aantal belangrijke verschillen:
Meer aandacht voor CO2-bewustzijn
Trede 1 vereist dat uw organisatie meer aandacht heeft voor het CO2-bewustzijn binnen de organisatie. U bepaalt wie er binnen elke afdeling sleutelpersonen zijn om met CO2-reductie aan de slag te gaan. Hierdoor beperkt u de aandacht voor dit onderwerp niet tot een paar medewerkers of directieniveau, maar verankert u het door alle lagen van de organisatie.
Meer focus op energiebesparing
Bij niveau 1 t/m 3 van versie 3.1 van de Ladder lag de focus vooral op de vermindering van de eigen CO2-uitstoot van de organisatie (scope 1 en 2 emissies) zonder te zeggen op welke manier. In trede 1 van 4.0 is er meer aandacht voor vermindering van CO2-uitstoot door besparing van energie. Hierrond moet u ambities en doelstellingen formuleren. U kunt zich bijvoorbeeld richten op het terugdringen van uw elektriciteitsverbruik in plaats van het vergroenen van uw stroom met Garanties van Oorsprong (GvO’s).
Ook aandacht voor niet-CO2-broeikasgassen
Tot nu toe was de CO2-Prestatieladder enkel gericht op het terugbrengen van de emissie van het broeikasgas CO2. Reductie van andere broeikasgassen mocht u wel vermelden, maar werden niet meegenomen in de audit. Voor trede 1 van versie 4.0 geldt dat u de uitstoot van niet-CO2-broeikasgassen, zoals lachgas en methaan, wel moet vermelden – voor zover ze relevant zijn.
Wat valt weg?
Naast deze drie aanvullende eisen zijn er ook een paar vereenvoudigingen ten opzichte van niveau 1 t/m 3 van versie 3.1. Zo hoeft u voor trede 1 van versie 4.0 niet langer verplicht te rapporteren over uw zakelijke reizen. Ook bent u niet meer verplicht om deel te nemen aan samenwerkingsverbanden of -initiatieven.
Hoe is het traject concreet verlopen?
“Het hele proces nam ongeveer een jaar in beslag. We zijn begonnen met een opstartvergadering waarin we bepaalden welke data nodig was. Daarna volgden enkele tussentijdse deadlines om gegevens in te voeren, zoals energieverbruik, transport en grondstoffen. Een groot deel van dat werk verliep online. Vervolgens verwerkte Mantis Consulting alle data en bereidde het ons voor op de audit, die in twee fasen verliep: eerst een online controle, daarna een audit ter plaatse. Sinds kort hebben we ons certificaat officieel op zak.”
Trede 2: CO2 reduceren met de keten
Trede 2 van versie 4.0 is wat lastiger te vergelijken met de niveaus van versie 3.1. Vanwege de aandacht voor scope 3 lijkt trede 2 nog het meest op niveau 4 en 5 van de vorige versie. Maar wel met een aantal verschillen en aanvullende eisen.
Voor trede 2 moet u voldoen aan het overgrote deel van de eisen voor trede 1. In het handboek voor trede 2 hebben we de relevante eisen van trede 1 opgenomen.
Meer focus op deel met meeste impact
Het belangrijkste verschil ten opzichte van niveau 4 en 5 van versie 3.1 is dat u bij trede 2 van versie 4.0 scope 1, 2 en 3 emissies niet volledig hoeft mee te nemen in uw reductiedoelen. U gaat enkel aan de slag met het deel waar u de meeste impact mee kan maken. Het kan dus zijn dat u zich alleen richt op een deel van scope 1 en 2 emissies of juist enkel op scope 3.
Uw aandacht zal gaan naar uw activiteiten (of die van uw ketenpartners) die de grootste uitstoot vertegenwoordigen. Bent u bijvoorbeeld een machinebouwer, dan zal de voornaamste uitstoot zitten bij de leveranciers van materialen en het gebruik van uw machines door uw afnemers, in scope 3 dus. Bent u producent van staal, dan zal u vooral aan de slag moeten met scope 1 en 2.
Ook emissies buiten de keten meenemen
Voor trede 2 kijkt u niet alleen naar de uitstoot in uw organisatie en keten, maar ook daarbuiten. Deze emissies noemen we ook wel overige beïnvloedbare emissies (obe’s). Hierbij kunt u denken aan activiteiten buiten de keten die u kunt beïnvloeden, zoals bouwen met gerecyclede of biobased materialen en energiedelen met een buurbedrijf. Voor deze obe’s geldt dat u ze voor trede 2 alleen kwalitatief hoeft te analyseren. Dit betekent dat u moet aangeven of u hier invloed op kan uitoefenen.
Vijf tot tien jaar vooruit kijken
Voor trede 2 van versie 4.0 moet u in uw ambities en doelstellingen verder naar de toekomst kijken dan voorheen. Waar u bij versie 3.1 nog ‘slechts’ doelen hoefde te stellen voor uw emissiereductie voor de komende drie jaar, moet u voor trede 2 van versie 4.0 doelen stellen voor de komende vijf tot tien jaar.
Trede 3: CO2 reduceren naar 0 in 2050
Trede 3 is veruit de zwaarste van de drie treden. Certificering voor deze trede vraagt namelijk een ambitieniveau dat hoger ligt dan welk niveau dan ook van versie 3.1. Wat trede 3 vooral zo uitdagend maakt, is dat u moet inzetten op 0 uitstoot op zowel scope 1, 2 als 3. Hierbij kijkt u niet zoals bij trede 2 vijf tot tien jaar vooruit, maar tot wel 2050. Vooral voor scope 3 zal dat zeer uitdagend zijn.
Voor trede 3 geldt eveneens dat u moet voldoen aan het overgrote deel van de eisen van trede 1 en 2. Die werden allemaal opgenomen in het handboek voor trede 3.
Overgangsregeling naar versie 4.0
In 4.0 blijft er met trede 1 een instapniveau, waarop ondernemingen laagdrempelig aan de slag kunnen met CO2-reductie. Tegelijkertijd mogen de koplopers niet op hun lauweren rusten en worden zij uitgedaagd om verder vooruit te kijken.
Om de overgang van versie 3.1 naar 4.0 van de CO2-Prestatieladder zo soepel mogelijk te laten verlopen, hebben we een overgangsregeling ontwikkeld. Deze biedt alle partijen – gecertificeerde organisaties, aanbesteders en Certificerende Instellingen (CI’s) – een ruime termijn om zich te verdiepen in de nieuwe versie en de benodigde aanpassingen te doen.
Hier leest u alles over de overgangsregeling.
Scope 1-emissies
Scope 1-emissies (directe emissies) (Bron: GHG Protocol Corporate Standard) Scope 1 emissies, of directe emissies (term gebruikt in ISO 14064-1), zijn CO₂-emissies die komen van CO₂-bronnen die de organisatie in eigendom heeft of die zij beheert. Voorbeelden zijn emissies door verbranding van fossiele brandstoffen in eigen boilers, ovens of in eigen voertuigen.
Scope 2-emissies
Scope 2-emissies (indirecte emissies uit ingevoerde energie) (Bron: GHG Protocol Corporate Standard) Scope 2 of indirecte emissies uit ingevoerde energie (term gebruikt in ISO 14064-1) zijn CO₂-emissies die ontstaan door de opwekking van verbruikte elektriciteit, warmte, koude en stoom die de organisatie heeft gekocht (of op andere wijze binnen de organisatorische grenzen gebracht).
Scope 3-emissies
Scope 3-emissies (overige indirecte emissies) (Bron: GHG Protocol Corporate Standard) Scope 3 of overige indirecte emissies (term gebruikt in ISO 14064-1), zijn CO₂-emissies die ontstaan als gevolg van de activiteiten van de organisatie maar die voortkomen uit bronnen die geen eigendom zijn van de organisatie en die de organisatie niet beheert. Voorbeelden zijn emissies die voortkomen uit de productie van gekochte materialen upstream) en het gebruik van het door de organisatie aangeboden/verkochte werk, project, dienst of levering (downstream).